Eind maart sloten vertegenwoordigers van de regering Ortega-Murillo een akkoord met de Alianza Cívica, Burger Alliantie over herstel van de burgervrijheden, vrijlaten van politieke gevangenen en ontwapenen van de paramilitairen. Twee weken later heeft de regering nauwelijks voldaan aan de afspraken.
Het akkoord van 29 maart kwam eigenlijk als een verrassing. De Alianza Cívica, een alliantie van werkgeversorganisaties, behoudende politieke partijen en een aantal vooraanstaande Nicaraguanen, was ingegaan op de uitnodiging van de regering van Daniel Ortega en zijn vrouw Rosario Murillo om de vorig jaar mei gestaakte dialoog te hervatten. Opvallend was dat maar één vleugel van de oppositiekoepel UNAB (Nationale Eenheid Blauw-Wit) op de uitnodiging was ingegaan. De andere belangrijke vleugel die uit allerlei sociale bewegingen, niet-gouvernementele organisaties en progressieve politieke partijen bestaat, zag geen brood in de dialoog. Zij vreesden voor alleen een vertragingstactiek van de regering.
Groot was de verrassing dat er toch een akkoord kwam waarin ogenschijnlijk alleen de regering toegegeven had. De politieke gevangen zouden in een periode van drie maanden vrijgelaten worden, de burgervrijheden, zoals recht van demonstratie en vereniging, zouden hersteld worden en er zou een begin gemaakt worden met het ontwapenen van de paramilitairen. Daarvoor heeft de oppositie geen van hun eisen hoeven laten vallen. Belangrijk is ook dat een aantal zaken niet opgenomen waren, zoals de toekomst van het presidentschap van Ortega, hervormingen van het gerechtelijke en electorale systeem, de veilige terugkeer van vluchtelingen of over de berechting van de schuldigen aan mensenrechtenschendingen.
De scepsis bij grote delen van de oppositie-eenheid over de eenzijdige samenstelling van de onderhandelingsdelegatie, geen vertegenwoordigers van de boerenbewegingen en zeer beperkte vertegenwoordiging van de studenten, viel weg. Maar scepsis over de houding van de regering bleef overeind.
Niet zonder reden. Want over het bepalen wie wel en wie geen politieke gevangene is, ontstond meteen onenigheid. Alleen het Internationale Rode Kruis is nog in Nicaragua als onafhankelijke internationale instantie om daarin een rol te kunnen vervullen. Die 90 dagen zullen te kort blijken. Hoewel demonstreren weer zou mogen, weigert de politie vergunningen af te geven. Zo ook op 18 april, precies een jaar na de eerste rellen met dodelijke slachtoffers, had de oppositie een vergunning voor een demonstratie aangevraagd, die de politie botweg weigerde. In plaats daarvan bezette een enorme politiemacht alle belangrijke straten en pleinen in Managua, waardoor er ook geen illegale demonstratie kon plaatsvinden.
Een aantal politieke gevangenen zijn vrijgelaten, hoewel, hun straf is omgezet naar huisarrest. Deze huizen worden voortdurend door aanhangers van Ortega belaagd en beklad. Dus vrij zijn deze mensen allerminst.
De vrees voor een vertragingstactiek lijkt gegrond. De repressie, die gelukkig niet meer leidt tot dodelijke slachtoffers, is er nog steeds. Van een vrije pers is maar mondjesmaat sprake, nu de regering de import van bijvoorbeeld krantenpapier en drukinkt traineert. Gearresteerde journalisten zitten nog immer vast. Ortega kan aan het buitenland een akkoord met de oppositie tonen, terwijl in het binnenland er feitelijk niets verandert.