Door JanGeert van der Post.
In de tweede helft van april was Nicaragua ineens wereldnieuws. Aanleiding voor de nieuwsberichten waren protestmarsen die uitliepen op fors geweld. Er vielen doden en er waren vele arrestaties. In de Nederlandse pers verscheen alleen dat de protesten ontstonden door ingrepen in het pensioenstelsel. Maar het feit dat het vooral studenten waren die deelnamen aan de protesten gaf al aan dat er meer aan de hand moest zijn.
Zo was er begin april brand in het laatste stukje tropisch regenwoud in Nicaragua, zelfs in een natuurreservaat, die niet erg adequaat bestreden werd. Protesten hiertegen kregen door het optreden van de politie al snel een bredere politieke lading. President Daniel Ortega zit inmiddels 11 jaar in het zadel. Dat heeft hij kunnen bereiken door de grondwet en verkiezingen te manipuleren. Bij zijn eerste herverkiezing was dat misschien nog niet nodig, hij zou wel herkozen worden, maar bij de laatste verkiezingen was het zeker mis. Dat roept natuurlijk veel weerstand op. Zeker als het gepaard gaat met toenemende corruptie en afnemende economische perspectieven. Ortega leunde lang op de oliedollars van Venezuela, zeker toen Hugo Chávez daar nog president was. Nu ook dat land in een diepe crisis verzeild is geraakt, droogt de dollarstroom op en valt het vangnet dat Ortega bij zijn neoliberaal economisch beleid had opgezet ook weg.
Toen, op advies van het IMF, Ortega maatregelen in het pensioenstelsel afkondigde, liepen de protesten van eerst een aantal pensioengerechtigden al heel snel over in brede studentenprotesten. Nu tegen het regiem, tegen de corruptie en tegen de uitholling van de rechtstaat. De regering was al geïrriteerd over het protest tegen de zwakke bosbrandbestrijding en wenste, blijkbaar, een breder protest helemaal niet te tolereren. Het liet eerst de politie en later ook het leger hard ingrijpen.
In Estelí kwam het op vrijdag 20 en zaterdag 21 april tot ernstige ongeregeldheden. Vrijwel alle waarnemers en journalisten wijzen consequent op politie en leger als de aanstichters van het geweld. De studentenprotesten zouden steeds vreedzaam zijn begonnen. In Estelí kwam het tot minstens twee doden, studenten van de FAREM Universiteit.
Volgens mensenrechtenorganisaties zouden er meer dan 60 doden zijn gevallen, vrijwel zonder uitzondering studenten en enkele politieagenten. Andere bronnen spreken over rond de 40 doden. Sinds zondag 22 april heerst er een zeer gespannen situatie in het land. Oproepen tot dialoog lijken alle partijen op te pikken, maar er is onenigheid over onder welke voorwaarden het gesprek kan starten. De Katholieke Kerk krijgt (en aanvaardt) de bemiddelingsrol.
Nicaragua is politiek gesproken een uiterst gepolariseerd land. Dat geldt feitelijk voor het hele bestaan van de republiek. Ook sinds het verkiezingsverlies van het FSLN in februari 1990 is dat nooit verminderd. Dat maakt het uiterst lastig te komen tot voor alle partijen aanvaardbare compromissen over de richting waarin het land moet voortgaan. Het is in Nicaragua, helaas, bijna altijd een alles-of-niets-situatie. Gezien de vele doden en de ernstige schade bij de ongeregeldheden van april kan het aanblijven van Ortega (en zijn vrouw Rosario Murillo als vicepresident) op geen enkele manier de uitkomst van de dialoog zijn. Voor het FSLN (en ook die partij heeft nog een forse aanhang) is het vertrek weer onaanvaardbaar.
Waar gaat dit op uitdraaien? Dat is heel moeilijk aan te geven. Zo op het zicht is er politiek gesproken geen onomstreden alternatief voor Ortega. Ortega zelf is inmiddels ook niet schoon meer. Duidelijk is wel dat een nieuwe generatie zich meldt. Alle politieke partijen hebben tot nu toe verjonging van de politiek al dan niet actief tegengehouden. Dat studenten nu massaal de straat op zijn gegaan, is een aanwijzing dat de generatiewisseling aanstaande is. Net zoals dat in 1979 met de Sandinistische Revolutie gebeurde. Het is alleen zo verschrikkelijk dat het in Nicaragua blijkbaar niet zonder geweld kan.